• ge·lijk·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijkmaker gelijkmakers
verkleinwoord

de gelijkmakerm

  1. (voetbal) doelpunt gemaakt door de partij die één doelpunt achterstond zodat de stand nu weer gelijk is
    • Bij een stand van 0-1 wist de aanvaller net voor rust de gelijkmaker te maken.