geien
- gei·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geien |
geide |
gegeid |
zwak -d | volledig |
geien [2]
- (scheepvaart) overgankelijk (zeilen) inkorten of gorden door het doorhalen van de daartoe bestemde touwen
1.
de geien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gei
- Het woord geien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geien" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ geien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be