fucken
- fuc·ken
- Leenwoord uit het Engels.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fucken |
fuckte |
gefuckt |
zwak -t | volledig |
fucken
- overgankelijk niet eerlijk tegen iemand zijn, oplichten
- Je zei dat je een mooie auto te koop had in prima staat, maar nu zie ik dat hij olie lekt! Loop je nu met me te fucken?
- overgankelijk pesten
- Stop met elkaar te fucken en ga aan het werk!
- overgankelijk oproep om ergens mee te stoppen of iemand te laten vertrekken
- Activist Albulkasim A. moet zich eind deze maand voor de rechter verantwoorden voor het roepen van 'Fuck de koning, fuck de koningin, fuck het koningshuis'. [1]
- Het woord fucken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.