fokken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  fokken    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fok·ken

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘aankweken, doen voorttelen’ voor het eerst aangetroffen in 1704

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
fokken	fokte	gefokt
zwak -t	volledig

Werkwoord

fokken

1. overgankelijk dieren houden om ze te laten voortplanten

   • Een aantal boeren in deze streek fokt nu ook parelhoenders. 

Hyponiemen

• aanfokken, opfokken, veefokken

Afgeleide begrippen

   

fokdier fokhengst fokker fokkerij fokmethode fokpaard fokpremie fokprogramma fokschaap fokstation fokstier fokvee

Verwante begrippen

• fokkerij

Vertalingen

    1. dieren houden om ze te laten voortplanten   

Duits: züchten (de) Engels: breed (en), rear (en)

Noors: dyrke (no) Nynorsk: dyrke (nn) Spaans: criar (es) , criarse (es), procrear (es)

Zelfstandig naamwoord

de fokken mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fok

Afgeleide begrippen

   

fokkenist fokkenleuver fokkenmaat fokkenmast fokkenschoot fokkenschootrail fokkenstag fokkenval fokking fokop fokstag fokzeil

Gangbaarheid

• Het woord fokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fokken" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.