extase
- ex·ta·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geestvervoering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | extase | extasen, extases |
verkleinwoord | extasetje | extasetjes |
de extase v
- een toestand van buiten zichzelf zijn door verrukking
- Door de rust raakte hij in een extase.
1. een toestand van buiten zichzelf zijn door verrukking
- Het woord extase staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "extase" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "extase" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ɛkstɑz/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
extase | l'extase | extases | les extases |
extase v