expres
- ex·pres
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met opzet’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | expres |
verbogen | expresse |
partitief | expres |
expres
- met opzet
- Hij deed expres niet zijn best.
- moedwillig, opzettelijk, doelbewust, intentioneel
- willens en wetens
- met voorbedachte rade
- met opzet
1.
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | expres | expressen |
verkleinwoord | expresje | expresjes |
de expres m
- (spoorwegen) verkorte vorm van exprestrein
- Hij ging met de expres op vakantie.
- Het woord expres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "expres" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "expres" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ expres op website: Etymologiebank.nl
- ↑ expres op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ɛksprɛs/
- ex·pres
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
expres
- Onverbogen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (1) (Tsjechisch)
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (2) (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
expres