• ex·pe·di·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzending van goederen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1450 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderzoekstocht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1607 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord expeditie expedities
verkleinwoord - -

de expeditiev

  1. verzending van goederen
  2. verzendafdeling
  3. (wetenschap) wetenschappelijke ontdekkingstocht, onderzoekingstocht
    • De expeditie naar de Zuidpool leverde veel nieuwe wetenschappelijk inzichten op. 
  4. tocht of reis zonder wetenschappelijk oogmerk
     Toen ik de restanten van het eten dat Josh had achtergelaten, in de hiker box deed, haalde ik er een boek uit dat iemand had achter gelaten. Where the Mountain Casts Its Shadow, door Maria Coffey. Buiten aan de picknicktafel begon ik te lezen. Het gaat over de ervaringen van nabestaanden van overleden klimmers. Ik las hoe haar vriend, Joe Tasker, in 1982 was overleden tijdens een expeditie naar Mount Everest.[2]
     “Oh, ik ben heel voorzichtig. Ik heb al zoveel expedities overleefd. Het komt allemaal goed.”[2]
  5. de mensen die een wetenschappelijke ontdekkingstocht ondernemen
  6. onderneming, karwei, werk, bezigheid, handeling
  7. (militair) militaire actie
  8. (juridisch) afschrift van een vonnis
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]