• exo·tiek
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord exotiek
verkleinwoord

de exotiekv

  1. het geheel van zaken dat vreemde, ongewone en uitheemse sfeer veroorzaakt
     DE EXOTIEK VAN POEPENDE EZELS: `Gisteren waren we in een van de beste cafés van Cairo,' schreef Flaubert een paar maanden na zijn aankomst in de hoofdstad, 'waar tijdens onze aanwezigheid binnen een ezel stond te poepen en een heer in een hoek een plas deed.[1]


  1. “De kunst van het reizen” (2002), Atlas Contact  , ISBN 9789046703397