exorcist
- exor·cist
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duivelbanner’ voor het eerst aangetroffen in 1565 [1]
- afgeleid van het Griekse 'exorkistès' (geestenbezweerder) met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | exorcist | exorcisten |
verkleinwoord | - | - |
de exorcist m
- iemand (vaak geestelijke) die het exorcisme of de duivelsbezwering uitoefent, duivelbanner
- Het woord exorcist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "exorcist" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "exorcist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
exorcist | exorcists |
exorcist