• Afkomstig van het Latijnse esse.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
esser
era
stà
volledig

esser

  1. zijn
    «Jau sun da la Svizra.»
    Ik ben uit Zwitserland afkomstig.
    «Ella è da la Svezia.»
    Zij is uit Zweden afkomstig.