espenhout
- es·pen·hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | espenhout | |
verkleinwoord |
- hout van de ratelpopulier (Populus tremula ) waarvan men klompen of lucifers maakt
- ▸ Van het fijngezaagde brandhout dat naast de kachel lag te drogen stak een geur op: bitter, schurend in de keel met zijn lucht van verschroeide sparrenbast en vochtig vers espenhout, dat geurig was als reukwater.[2]
- Het woord 'espenhout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.