episch
- episch
- In de betekenis van ‘m.b.t. de verhalende poëzie’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van epos met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | episch | epischer | |
verbogen | epische | epischere | |
partitief | episch | epischers | - |
episch [3]
- van de aard van de epiek (verhalend dichten), tot de epiek behorend
- (figuurlijk) (jongerentaal) geweldig, fenomenaal
- Deze televisieserie is episch!
- Het woord episch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "episch" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "episch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ episch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be