enteren
- en·te·ren
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘een vijandig schip beklimmen’ voor het eerst aangetroffen in 1571 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enteren |
enterde |
geënterd |
zwak -d | volledig |
enteren
- (scheepvaart) aan boord gaan en overnemen
1. aan boord gaan en overnemenn
- Het woord enteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enteren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "enteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ enteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
enterar |
enteren
- aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van enterar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van enterar
vervoeging van |
---|
enterarse |
enteren