emigrante
- emi·gran·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emigrante | emigrantes |
verkleinwoord | - | - |
de emigrante v
- vrouw die naar een ander land verhuist
- Sof ka N., vroeger verpleegster in het witte leger van Wrangel, nu emigrante in Parijs, zegt over Rusland sprekend: ‘Al is het dan van de sovjets, ik zie het toch als mijn Rusland, als een eenheid die ik door niemand zou willen zien aangetast. [1]
- Het woord emigrante staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emigrante" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Perron, E. du (eds. E. du Perron-de Roos e.a.)Verzameld werk. Deel 5. (1956) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 127; geraadpleegd 2018-08-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /e.mi.ˈgɾan.te/
- e·mi·gran·te
- Ontleend aan het Latijnse emigrans.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
emigrante | emigrantes |