eigenzinnig
- Geluid: eigenzinnig (hulp, bestand)
- ei·gen·zin·nig
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zijn eigen zin volgend’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- Samenstellende afleiding van eigen en zin met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eigenzinnig | eigenzinniger | eigenzinnigst |
verbogen | eigenzinnige | eigenzinnigere | eigenzinnigste |
partitief | eigenzinnigs | eigenzinnigers | - |
eigenzinnig
- van een persoon dat die persoon dingen op zijn eigen manier doet ook als die afwijken van de andere mensen
- De eigenzinnige man ging niet meer op vakantie en vond auto's een verouderde techniek.
- ▸ De laatste drie jaar deelde Ex het directeurschap met Ina Klaassen. Ze noemt hem een visionair met lef. "Zijn eigenzinnige blik en bevlogen aanpak hebben de groei die het museum heeft doorgemaakt aangewakkerd en voortgestuwd."[2]
- Het woord eigenzinnig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eigenzinnig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "eigenzinnig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Directeur Sjarel Ex vertrekt bij Museum Boijmans Van Beuningen” (13 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be