eierkoek
- ei·er·koek
- samenstelling van ei en koek met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eierkoek | eierkoeken |
verkleinwoord | eierkoekje | eierkoekjes |
de eierkoek m
- (voeding) een goudgele luchtige ronde koek die vlak van onderen en bol van boven is met een doorsnede van 10-20 centimeter
- Het woord eierkoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eierkoek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be