eierdooier
- Geluid: eierdooier (hulp, bestand)
- ei·er·dooi·er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eierdooier | eierdooiers |
verkleinwoord | eierdooiertje | eierdooiertjes |
de eierdooier m
- (voeding) gele binnenste van een ei
1. zie: eidooier
- Het woord eierdooier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eierdooier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be