duiktuig
- duik·tuig
- samenstelling van duik ww en tuig zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duiktuig | duiktuigen |
verkleinwoord | duiktuigje | duiktuigjes |
het duiktuig o
- (scheepvaart) een vaartuig dat zich op grote diepte onder water begeven kan
- In 1985 ging een onbemand vaartuig of duiktuig tot maar liefst 308 meter..
- (sport) het toebehoor voor het duiken, masker, gasflessen enz
- En daarna deden we snel ons duiktuig aan om het rif te gaan bekijken.
- Het woord 'duiktuig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.