• dood·bloe·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doodbloeden
bloedde dood
doodgebloed
zwak -d volledig

doodbloeden

  1. ergatief door bloedverlies het leven verliezen
    • Het bleek dat hij door een slagaderlijke bloeding doodgebloed was. 
  2. ergatief overdrachtelijk geleidelijk tot een einde komen
    • Na dat grote verlies is bedrijf langzaam doodgebloed. 
    • De vijandelijke sfeer maakte duidelijk dat hun gesprekje snel zou doodbloeden.  
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be