• dom·merd
  • afleiding van dom met het achtervoegsel -erd
enkelvoud meervoud
naamwoord dommerd dommerds
verkleinwoord dommerdje dommerdjes

de dommerdm

  1. iemand die een beetje dom is (geweest)
    • 'Lieverd, laten we het alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft weer goedmaken. Dit... ik bedoel... o, wat ben ik toch een dommerd geweest. Ik was gewoon fout!' [1] 
    • Ook datingsites worden in toenemende mate misbruikt. „Als je naar de slachtoffers kijkt, die vaak eenzaam en alleen zijn, zit daar misschien wel de meeste pijn. Hebzucht speelt bij die mensen geen rol, en dan is het wel hard om te zeggen: Wat ben je een dommerd dat je erin trapt”, stelt Van Eck. [2] 
91 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]
  1. Het Parool THEODOR HOLMAN 29 AUGUSTUS 2014 Zwijgen is eigenlijk al gelijk geven
  2. Reformatorisch Dagblad Rob Siebelink 20-05-2015 Internetoplichter steeds vindingrijker
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be