doelsaldo
- doel·sal·do
- samenstelling van doel en saldo [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doelsaldo | doelsaldi doelsaldo's |
verkleinwoord |
het doelsaldo o
- (sport) (voetbal) het aantal gemaakte doelpunten min het aantal doelpunten tegen
- NEC had daardoor weinig aan de 2-0 overwinning bij sc Heerenveen. De club uit Nijmegen eindigde weliswaar met evenveel punten als Sparta, maar moet op basis van een slechter doelsaldo de nacompetitie in.[2]
- In de 34ste en laatste wedstrijd van het seizoen moet Feyenoord het thuis opnemen tegen Heracles. Ajax speelt uit tegen Willem II. Door de ruime nederlaag van Feyenoord en de grote overwinning van Ajax zijn de Amsterdammers qua doelsaldo een stuk dichterbij Feyenoord gekomen. Feyenoord heeft nu een doelsaldo van +59, Ajax van +54.[3]
- Het woord doelsaldo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doelsaldo" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ doelsaldo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Robert Hüsken 15 mei 2017
- ↑ NRC Joram Bolle 7 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be