• dey·fa
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deyfa
deyfar
deyfaði
deyfat
Klasse 1 zwak volledig [A] + [B]

[A] deyfa

  1. verdoven
  2. krachteloos maken
  3. stomp maken

[B] deyfa

  1. duiken
  2. dopen