combi
- com·bi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | combi | combi's |
verkleinwoord | combietje | combietjes |
de combi m
- (informeel) bundeling van verschillende eenheden of functies in één geheel
- (verkeer) auto met extra ruimte die voor personenvervoer en licht goederentransport gebruikt kan worden
- (luchtvaart) passagiersvliegtuig met extra ruimte voor vracht
- gebruikt als eerste lid in samenstellingen
- [1] combinatie
- [2] combinatiewagen, stationcar
- [2.1] politiebusje
samengesteld met combi- als eerste deel
- Het woord combi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "combi" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ combi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- (verkorting) van combinaison
combi v