• cake·blik
enkelvoud meervoud
naamwoord cakeblik cakeblikken
verkleinwoord

het cakebliko

  1. een metalen bak waarin men een cake kan bakken
     Sybil worstelde met een cakeblik dat niet open wilde.[2]
     Bij deze cake komt er geen oven aan te pas. Meng alles samen, schep het in een cakeblik, laat 2 uur opstijven in de koelkast en je kan al genieten van deze heerlijk arretjescake.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. SOPHIE GREEN (vert.Els Franci-Ekeler)
    “De leesclub aan het einde van de wereld” (2019), Uitgeverij De Fontein  , ISBN 9789026144929
  3.   Weblink bron “Recept van de dag: Arretjescake” (19-08-2018), Tubantia