blunder
- blun·der
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘domme fout’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Een Engels leenwoord, op zijn beurt ontleend aan het Oudnoorse "blundra", verwant aan het Nederlandse blind. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blunder | blunders |
verkleinwoord | blundertje | blundertjes |
de blunder m
- een onverwacht domme, vaak erg publieke, daad die meestal iemands geloofwaardigheid aantast
- Als hij nu maar niet een of andere blunder maakt!
1. een onverwacht domme, vaak erg publieke, daad die meestal iemands geloofwaardigheid aantast
vervoeging van |
---|
blunderen |
blunder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blunderen
- Ik blunder.
- gebiedende wijs van blunderen
- Blunder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blunderen
- Blunder je?
- Het woord blunder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blunder" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "blunder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blunder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be