• bio·di·ver·si·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord biodiversiteit biodiversiteiten
verkleinwoord - -

de biodiversiteitv

  1. soortenrijkdom, het aantal verschillende diersoorten
    • De biodiversiteit op aarde neemt met een schrikbarende snelheid af. 
    • Als de biodiversiteit afneemt, brengt dat ook de economie in gevaar, concluderen De Nederlandsche Bank (DNB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag in een gezamenlijk onderzoek. Bij het verdwijnen van soorten zoals bijen, die veel voedselgewassen bestuiven, zou zo'n 510 miljard euro van Nederlandse financiële instellingen in gevaar komen. [1]