• bin·nen·weg
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenweg binnenwegen
verkleinwoord binnenweggetje binnenweggetjes

de binnenwegm

  1. (verkeer) een minder belangrijke weg meestal vooral voor plaatselijk verkeer of als sluiproute gebruikt
    • Hij was er sneller, omdat hij een binnenweg genomen had. 
    • De toeristische route ging over mooie binnenweg. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be