benjamin
Niet te verwarren met: Benjamin |
- ben·ja·min
- eponiem van Benjamin en , vernederlandste vorm van Hebreeuws בִּנְיָמִין en , in de Bijbel de jongste zoon van Jakob (aartsvader) en Rachel , in de betekenis van ‘jongste zoon’ voor het eerst aangetroffen in 1649 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benjamin | benjamins |
verkleinwoord | benjaminnetje | benjaminnetjes |
de benjamin m
- (Jiddisch-Hebreeuws) jongste of jongere in een gezin, kring, gezelschap of vereniging
- (Jiddisch-Hebreeuws) lieveling, troetelkind
- Het woord benjamin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benjamin" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ benjamin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "benjamin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be