benauwd
- be·nauwd
vervoeging van: | benauwen… |
verbogen vorm: | benauwde |
benauwd
- voltooid deelwoord van benauwen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | benauwd | benauwder | benauwdst |
verbogen | benauwde | benauwdere | benauwdste |
partitief | benauwds | benauwders | - |
benauwd
- moeilijk ademend, belemmerd in de ademhaling
- Iemand met COPD of astma heeft heeft vaak benauwd.
- angstig, bang
- zijn lijfspreuk bleef door de jaren heen: "niet van dat benauwde"
- ▸ Ik kreeg het er benauwd van doordat ik vreesde dat de lijn er op elk moment weer mee kon stoppen.[2]
- beperkt van ruimte
- Sommige mensen worden bang in een benauwde ruimte.
- [2 en 3] een benauwde kat maakt rare sprongen
1. moeilijk ademend
2. angstig
- Het woord benauwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benauwd" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ benauwd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be