• af·val·li·ge

afvallige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afvallig
enkelvoud meervoud
naamwoord afvallige afvalligen
verkleinwoord - -

de afvalligev / m

  1. (religie) iemand die een bepaald geloof ontrouw wordt
    • Die afvallige dient ter dood gebracht te worden! 
  2. iemand die de zaak waarvoor hij stond ontrouw is geworden
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be