afschot
- af·schot
- 17de eeuw [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afschot | afschotten |
verkleinwoord | - | - |
het afschot o
- (bouwkunde) een bewust aangebrachte helling van een vlak of leiding voor het doen af- of weglopen van vloeistof
- Er was onvoldoende afschot waardoor het water op het dak bleef staan.
- Het woord afschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afschot" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ afschot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be