1. het verwijderen van een zekere hoeveelheid bloed uit de aderen
  • ader·la·ten
  • In de betekenis van ‘door het openen van een ader bloed aftappen’ voor het eerst aangetroffen in 1537 [1]
  • samenstelling van  ader  en  laten  [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aderlaten
aderliet
adergelaten
klasse 7 volledig

aderlaten

  1. inergatief, (medisch) het verwijderen van een zekere hoeveelheid bloed uit de aderen, waaraan eertijds grote medische voordelen werden toegeschreven
    • Er werd om velerlei redenen adergelaten. 
  2. (figuurlijk) naar verhouding veel laten betalen
    • (…) terwijl Nederland nog van 1867 tot 1877 Indië aderliet voor 151 miljoen gulden (…) [3]
  • Gescheiden vervoegde vormen als "hij liet ader" komen niet voor. Alleen de vorm met te en de onbepaalde wijs is gescheiden:
    • Dan is het voor het lichaam ongeschikt ader te laten en te purgeren, tenzij het heel noodzakelijk is. [4]
  • De verleden tijd aderliet is uitzonderlijk; de meeste onscheidbaar samengestelde werkwoorden kennen een zwakke vervoeging.[5]
92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]