• ach·ter·lig·gend
vervoeging van: achterliggen
verbogen vorm: achterliggende

achterliggend

  1. onvoltooid deelwoord van achterliggen
stellend
onverbogen achterliggend
verbogen achterliggende
partitief achterliggends

achterliggend

  1. voorbij zijnde
    • Het achterliggende jaar is de wereld opnieuw opgeschrikt door jihadistische aanslagen, die onnoemelijk veel menselijk leed en verdriet hebben veroorzaakt. We mogen en zullen op geen enkele manier toestaan dat terroristen onze vrijheid, veiligheid en democratische waarden bedreigen.[1] 
  2. wat de oorzaak is van een handeling of emotie
    • Het is voor het eerst dat Ankara om de uitlevering van Gülen vraagt, en daarbij de couppoging als achterliggende reden geeft. [2] 
  3. verborgen gehouden, geheim
     Het is echter medeleven met een achterliggende gedachte, Chantal.[3]
  1. Troonrede 2016
  2. NRC Sjoerd Klumpenaar 13 september 2016
  3. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2