naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
aansporen aangespoord
aansporing


  • aan·spo·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aansporen
spoorde aan
aangespoord
zwak -d volledig

aansporen

  1. overgankelijk nadrukkelijk aanzetten tot een bepaalde actie
    • Zij werden aangespoord door hun supporters om niet op te geven. 
     Hoewel sommige hersencellen haar aanspoorden tot vriendelijke lichaamstaal, wilde een bepaald gedeelte hieraan niet meewerken.[2]
     Kardashian droeg de originele jurk overigens alleen op de rode loper; eenmaal binnen trok de realityster een replica van de jurk aan. Toch kwam er vandaag kritiek vanuit de museumwereld: conservatoren wezen op de kwetsbaarheid van historische kledingstukken en vrezen dat Kardashian met haar keuze anderen aanspoort om ontwerpen te dragen die achter glas thuishoren.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. aansporen op website: Etymologiebank.nl
  2. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  3.   Weblink bron
    Susan Sjouwerman
    “Op rode loper van het Met Gala is niet alleen de dresscode belangrijk” (3 mei 2022), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be