• aan·slui·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord aansluiting aansluitingen
verkleinwoord aansluitinkje aansluitinkjes

de aansluitingv

  1. verbinding
    • Het jonge meisje vond snel aansluiting bij haar collega's. 
    • Ik heb een aansluiting op het internet via de telefoonlijn. 
     Helaas heeft Dora geen geschikte wateraansluiting of tuinslangen, laat staan een shovel.[1]
  2. overstapmogelijkheid
    • Ik heb de aansluiting met de bus gemist. 
     Als je de regionale aansluitingen buiten beschouwing liet, was het aannemelijk dat ze om vijf voor zeven naar het zuidelijker gelegen Gôteborg waren gereisd of tien minuten later naar Stockholm.[2]
  3. het overgaan tot
  4. in aansluiting bij/aan: aansluitend bij
     Dankzij de bikini vond de moderniteit weer aansluiting bij de heidense vrijheid van de oude Romeinen en Grieken, die met hun beelden, mozaïeken en Olympische Spelen hadden laten zien hoe je trots kunt zijn op de schoonheid en de atletische vormen van het lichaam.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  2. Håkan Nesser
    “Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
  3. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be