• åle
  • Akomstig van het Noorse woord ål.
vervoeging
onbepaalde wijs åle åle
tegenwoordige tijd åler åler
verleden tijd ålet
åla
ålte
voltooid
deelwoord
ålet
åla
ålt
onvoltooid
deelwoord
ålende ålende
lijdende vorm åles åles
gebiedende wijs ål ål
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak
opmerking optioneel

åle

  1. onovergankelijk kronkelen, kruipen, wurmen
    «Soldatene måtte åle 100 meter i dyp gjørme.»
    De soldaten moesten 100 meter in de diepe modder kronkelen.
  2. onovergankelijk (om stof of kousen) plooien, rimpelen



  • åle
  • Akomstig van het Noorse woord ål.
vervoeging
onbepaalde wijs åle
åla
åle
åla
tegenwoordige tijd ålar åler
verleden tijd åla ålte
voltooid
deelwoord
åla ålt
onvoltooid
deelwoord
ålande ålande
lijdende vorm ålast
(bijvorm): ålas
ålast
(bijvorm): ålas
gebiedende wijs ål
åle
åla
ål
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak
opmerking optioneel optioneel

åle

  1. onovergankelijk kronkelen, kruipen, wurmen
  2. onovergankelijk, (landbouw) (om granen of aardappelen) doorschieten, uitschieten
  3. onovergankelijk, (landbouw) afplukken, plukken
  • åle potetene
aardappelen plukken

åle

  1. gebiedende wijs van åle