Sneeuwwoordenverhaal
Het sneeuwwoordenverhaal is de bewering dat de Inuit in hun taal, het Inuktitut, een ongebruikelijk groot aantal woorden voor sneeuw zouden hebben. De eerste bron voor dit verhaal is te vinden in de inleiding van The Handbook of North American Indians, een werk van linguïst en antropoloog Franz Boas uit 1911. Boas zegt daar dat de Inuits vier verschillende woorden hebben voor sneeuw: aput ("sneeuw op de grond"), gana ("vallende sneeuw"), piqsirpoq ("opwaaiende sneeuw") en qimuqsuq ("sneeuwjacht"), waar het Engels maar één woord zou hebben. De bedoeling van Boas was om verband te leggen tussen culturele verschillen en taalverschillen.
De linguïst Benjamin Lee Whorf gebruikte Boas' bewering om er zijn theorie van linguïstische relativiteit mee te illustreren: de belevingswereld van een individu wordt in hoge mate bepaald door de taal die hij tot zijn beschikking heeft. Om onbekende redenen breidde Whorf het aantal sneeuwwoorden uit tot 'minstens zeven'.
Het sneeuwwoordenverhaal sprak kennelijk zodanig tot de verbeelding dat het voorbeeld in de loop der jaren talloze malen werd aangehaald, waarbij een toename van het aantal sneeuwwoorden tot 'enige honderden' optrad. Een soortgelijk voorbeeld is het verhaal over Arabieren en het hun toegeschreven scala aan woorden voor zand in allerlei soorten en toestanden.
De "Eskimosneeuw" is ook tot de Nederlandse literatuur doorgedrongen. Dichter Willem Wilmink schreef het plastische gedicht Duizend woorden voor sneeuw. Hij omschrijft er overigens maar elf. De Britse zangeres Kate Bush liet zich door dit verhaal inspireren voor haar album '50 Words for snow'.
In 1986 wees de antropologe Laura Martin er in een artikel in American Anthropologist op dat de beweringen over Inuit-sneeuwwoorden en de conclusies die eraan verbonden werden, inmiddels sterk uiteen liepen en dat geen enkele wetenschapper het nodig scheen te vinden om de feiten te controleren.
Eigenlijke aantal woorden
bewerkenHet precieze aantal woorden voor sneeuw in het Inuktitut is moeilijk te bepalen, niet alleen vanwege linguïstische verschillen, maar ook vanwege classificatieproblemen. Vaak worden lijsten gegeven van de bedoelde woorden, zoals hieronder:
- apun: sneeuw
- aput: uitgespreide sneeuw
- nutagak: poedersneeuw
- aniu: samengedrukte sneeuw
- ersertok: bewegende sneeuw
- akeirorak: nieuwe bewegende sneeuw
- pukak: suikersneeuw
- pokaktok: zoutachtige sneeuw
- ayak: sneeuw op kleren
- kimauguk: blokkerende sneeuw
- kalyuqiak: geribbelde sneeuw
- massak: met water gemengde sneeuw
- auksalak: smeltende sneeuw
- aniuk: sneeuw om te laten smelten
- akillukkak: zachte sneeuw
- milik: heel zachte sneeuw
- mitallak: zachte sneeuw die de opening in een gletsjer bedekt
- sillik: harde, korstige sneeuw
- kiksrukak: geglazuurde sneeuw in de dooi
- mauya: sneeuw die doorgebroken kan worden
- katiksunik: lichte sneeuw die diep genoeg is om over te kunnen lopen
- iglupak: sneeuw voor het maken van iglo's
Dit soort lijsten is echter problematisch wat betreft classificatie. Het woord iglupak is bijvoorbeeld niets meer dan een verbasterde vorm van de woorden iglu- (huis) en -ksaq (materiaal voor). Een meer precieze vertaling dan "sneeuw voor het maken van iglo's" zou zijn: "bouwmateriaal voor huizen". Spijkers en hout zouden dan ook beschouwd worden als igluksaq.
Op dezelfde wijze komt nutagak van de woorden nutar- (nieuw) en -yug (wat gewoonlijk is), dat in combinatie de betekenis 'datgene wat nieuw is' aanneemt - en niet specifiek 'verse sneeuw'.
We kunnen bovendien kijken naar het eigenlijke aantal Engelse woorden voor sneeuw en gerelateerde begrippen. Er is namelijk sprake van een schijntegenstelling als het enkele woord snow in contrast wordt gezet tegen een groot aantal woorden die in het Inuktitut te vinden zijn.
- snow: sneeuw
- ice: ijs
- sleet: natte sneeuw of ijzel
- slush: sneeuwbrij, smeltende sneeuw
- flurry: sneeuwvlaag, sneeuwjacht
- frost: rijp, vorst
- hail: hagel
- powder: poedersneeuw
- avalanche: lawine
- blizzard: sneeuwstorm
- hardpack
- dusting: dun laagje
- iceberg: ijsberg
- igloo: iglo
- pingo
- snow cornice: stuifsneeuwrand
- snowflake: sneeuwvlok
- blowing snow
- ice lens
- snow bank
- snow fort
- snowstorm: sneeuwbui
De vraag is dan ook niet hoeveel woorden er zijn vóór sneeuw, maar hoeveel over sneeuw.
De linguïst Steven Pinker stelde in 1994 in zijn boek The Language Instinct dat Inuits en Engelstaligen ongeveer even veel woorden over sneeuw tot hun beschikking hebben. Engels is namelijk een taal met een veel grotere woordenschat (ongeveer 500.000 woorden) dan het Inuktitut.
Een andere reden kan zijn dat er simpelweg veel meer verschillende Engelse dialecten zijn, zoals Amerikaans, Brits, Nieuw-Zeelands en Indisch, waardoor er dus ook meer woorden voor zijn.