De regel van Simpson benadert de integraal van een functie over het interval als de integraal van de tweedegraadspolynoom die de functie benadert en in de eindpunten en het midden van het interval met de functie overeenkomt, d.w.z.
De polynoom is door deze eis bepaald. Er gelden de volgende drie lineaire vergelijkingen:
De laatste vergelijking is:
waaruit door substitutie van de eerste twee volgt:
Met de regel van Simpson wordt de integraal dus benaderd door:
Voor een goede benadering is het van belang dat de variatie van de integrand over het interval niet te groot is. In praktijk wordt daarom het interval verdeeld in een aantal subintervallen, en wordt op elk subinterval de regel van Simpson toegepast. Als de intervallen tussen de functiewaarden van gelijke lengte zijn, wordt de benadering:
Als het interval gehalveerd wordt, verkleint de fout met een factor 32. De regel van Simpson is daarmee efficiënter dan de meer eenvoudige trapeziumregel. Deze beide methoden zijn ingebouwd in de methode van Romberg.