Autistische stoornis

Vroegkinderlijke aandoening van de categorie pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 88.159.33.135 (overleg) op 5 sep 2014 om 15:45.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.

Autistische stoornis of vroegkinderlijk autisme is een aandoening, behorend tot de pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Vaak wordt de aandoening aangeduid met 'autisme', een term die ook vaak voor verwante stoornissen wordt gebruikt. Ook wordt de stoornis wel 'syndroom van Kanner' (of klassiek autisme) genoemd naar de kinderpsychiater Leo Kanner, die als eerste de gedragingen bij kinderen onderzocht.

Autistische stoornis
Coderingen
DSM-IV 299.00
ICD-10 F84.0
ICD-9 299.0
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

De symptomen van de aandoening zijn herkenbaar rond de leeftijd van 18 maanden en kenmerken zich door een achterblijvende ontwikkeling op drie terreinen: sociale en empathische contacten, ontwikkeling van communicatie en taal, en gedragsontwikkeling. Deze drie samen wordt ook wel de (autistische) triade genoemd.

Als een kind niet aan de gestelde criteria voldoet, maar toch veel overeenkomstige symptomen vertoont, spreekt men van atypisch autisme of een aan autisme verwante contactstoornis.

In mei 2013 is de DSM-5 ingevoerd. Op dat moment hield klassiek autisme als diagnose op te bestaan en werd deze samen met het syndroom van Asperger, PDD-NOS, atypisch autisme, MCDD, syndroom van Rett en desintegratiestoornis van de kinderleeftijd als een enkele categorie benoemd: autismespectrumstoornis. Door deze verandering in systematiek wordt volgens onderzoek autisme minder vaak gediagnosticeerd.[1]

DSM-IV-criteria

Het handboek DSM-IV geeft de volgende criteria voor een autistische stoornis: De drie criteria zijn elk onderverdeeld in een aantal items. We spreken van een autistische stoornis als er sprake is van ten minste zes van deze items, waarvan minimaal twee bij het eerste criterium en minimaal één bij het tweede en één bij het derde criterium. Hieronder het overzicht van de items per criterium:

  • kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende elementen:
    1. Opmerkelijke tekortkomingen in het aanwenden van lichaamstaal of houding. Bijvoorbeeld; rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren.
    2. Onvermogen om met leeftijdsgenoten relaties aan te gaan die aangepast zijn aan het ontwikkelingsniveau, ze gaan meestal om met jongere kinderen of oudere mensen, maar niet met leeftijdsgenoten.
    3. Onvermogen om spontaan vreugde, interesses of successen te delen met andere personen (bijvoorbeeld niet kunnen tonen, aanduiden of aanwijzen van voorwerpen die belangstelling wekken).
    4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid ofwel het niet tonen van emoties.
  • kwalitatieve tekortkomingen in de communicatie, zoals blijkt uit minimaal één van de volgende elementen:
    1. vertraging in of gebrek aan ontwikkeling van de gesproken taal (zonder pogingen tot compensatie via andere manieren van communicatie, bijvoorbeeld gebaren of gelaatsuitdrukkingen)
    2. bij personen met goed taalgebruik tekortkomingen in het voeren van conversaties met anderen
    3. stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig, afwijkend taalgebruik
    4. ontbreken van gevarieerd en spontaan fantasiespel of sociaal imiterend spelen op het passende niveau van sociale ontwikkeling
  • Beperkte, repetitieve en stereotiepe gedrag-, interesse en activiteiten-patronen, zoals blijkt uit minstens één van de volgende elementen:
    1. Allesomvattende preoccupatie, die abnormaal is voor wat intensiteit of aard betreft, met één of meerdere stereotiepe en beperkte interesse-patronen.
    2. Ogenschijnlijke onwrikbare gehechtheid aan specifieke, afunctionele routines of rituelen.
    3. Stereotiepe en repetitieve motore maniërismen (bijvoorbeeld fladderen of draaibewegingen maken met handen of vingers, of complexe bewegingen maken met heel het lichaam).
    4. Aanhoudende preoccupatie met (onderdelen van) voorwerpen.
  • Vertraagd of abnormaal functioneren op minimaal één van de volgende gebieden, beginnend voor de leeftijd van drie jaar:
    1. Sociale interactie.
    2. Taal (gebruikt in sociale communicatie).
    3. Symbolisch spel of fantasiespel.
  • Er is niet voldaan aan de criteria voor de stoornis van Rett of desintegratiestoornis van de kinderleeftijd.

Ondersteuning

Er zijn diverse instanties waar mensen met een autistische stoornis terechtkunnen voor begeleiding en/of lotgenotencontact. Naast officiële instanties zoals de Geestelijke gezondheidszorg zijn er verenigingen zoals een Nederlandse en een Vlaamse zelfhulpgroep, die zich richten op normaal begaafde volwassenen met autisme en de Nederlandse en Vlaamse Vereniging Autisme die zich vooral richten op ouders met autistische kinderen.

In populaire cultuur

Zie ook

Zie de categorie Autism van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.