Autistische stoornis

Vroegkinderlijke aandoening van de categorie pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Molen17 (overleg | bijdragen) op 29 mrt 2013 om 14:24. (fout er uit)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.

Autistische stoornis of vroegkinderlijk autisme is een van de zeer ernstige pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Vaak wordt de aandoening aangeduid met 'autisme', een term die ook vaak voor verwante stoornissen wordt gebruikt. Ook wordt de stoornis wel 'syndroom van Kanner' (of klassiek autisme) genoemd naar de kinderpsychiater Leo Kanner, die als eerste de gedragingen bij kinderen onderzocht.

Autistische stoornis
Coderingen
DSM-IV 299.00
ICD-10 F84.0
ICD-9 299.0
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

De aandoening begint voor de leeftijd van drie jaar en kenmerkt zich door een achterblijvende ontwikkeling op drie terreinen: sociale en empathische contacten, ontwikkeling van communicatie en taal, en gedragsontwikkeling. Deze drie groepen worden samen ook wel de (autistische) triade genoemd.

Hoewel de gestelde criteria van autistische stoornis geen mentale retardatie vereisen, is dit iets wat zich in ongeveer 90 procent van de gevallen voordoet. Als een kind niet aan de gestelde criteria voldoet, maar toch veel overeenkomstige symptomen vertoont, spreekt men van atypisch autisme of een aan autisme verwante contactstoornis. Het syndroom van Asperger is een voorbeeld van zo'n aan autisme verwante contactstoornis.

In mei 2013 wordt DSM-V ingevoerd. Vanaf dat moment verdwijnt Klassiek Autisme als losse diagnose en zal samen met het syndroom van Asperger,PDD-NOS ,atypisch autisme, MCDD, syndroom van Rett en desintegratiestoornis van de kinderleeftijd als één categorie worden benoemd: autismespectrumstoornis.

DSM-IV-criteria

Het handboek DSM-IV geeft de volgende criteria voor autistische stoornis:

  • kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende elementen:
    1. Opmerkelijke tekortkomingen in het aanwenden van lichaamstaal of houding. Bijvoorbeeld; rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren.
    2. Onvermogen om met leeftijdsgenoten relaties aan te gaan die aangepast zijn aan het ontwikkelingsniveau, ze gaan meestal om met jongere kinderen of oudere mensen, maar niet met leeftijdsgenoten.
    3. Onvermogen om spontaan vreugde, interesses of successen te delen met andere personen (bijvoorbeeld niet kunnen tonen, aanduiden of aanwijzen van voorwerpen die belangstelling wekken).
    4. Gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid ofwel het niet tonen van emoties.
  • kwalitatieve tekortkomingen in de communicatie, zoals blijkt uit minimaal één van de volgende elementen:
    1. vertraging in of gebrek aan ontwikkeling van de gesproken taal (zonder pogingen tot compensatie via andere manieren van communicatie, bijvoorbeeld gebaren of gelaatsuitdrukkingen)
    2. bij personen met goed taalgebruik tekortkomingen in het voeren van conversaties met anderen
    3. stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig, afwijkend taalgebruik
    4. ontbreken van gevarieerd en spontaan fantasiespel of sociaal imiterend spelen op het passende niveau van sociale ontwikkeling
  • Beperkte, repetitieve en stereotiepe gedrag-, interesse en activiteiten-patronen, zoals blijkt uit minstens één van de volgende elementen:
    1. Allesomvattende preoccupatie, die abnormaal is voor wat intensiteit of aard betreft, met één of meerdere stereotiepe en beperkte interesse-patronen.
    2. Ogenschijnlijke onwrikbare gehechtheid aan specifieke, afunctionele routines of rituelen.
    3. Stereotiepe en repetitieve motore maniërismen (bijvoorbeeld fladderen of draaibewegingen maken met handen of vingers, of complexe bewegingen maken met heel het lichaam).
    4. Aanhoudende preoccupatie met (onderdelen van) voorwerpen.
  • Vertraagd of abnormaal functioneren op minimaal één van de volgende gebieden, beginnend voor de leeftijd van drie jaar:
    1. Sociale interactie.
    2. Taal (gebruikt in sociale communicatie).
    3. Symbolisch spel of fantasiespel.
  • Er is niet voldaan aan de criteria voor de stoornis van Rett of desintegratiestoornis van de kinderleeftijd.

Ondersteuning

Er zijn diverse instanties waar mensen met een autistische stoornis terechtkunnen voor begeleiding en/of lotgenotencontact. Naast officiële instanties zoals de Geestelijke gezondheidszorg zijn er verenigingen zoals een Nederlandse en een Vlaamse zelfhulpgroep, die zich richten op normaal begaafde volwassenen met autisme en de Nederlandse en Vlaamse Vereniging Autisme die zich vooral richten op ouders met autistische kinderen.

Trivia

Zie ook