behalen
Étymologie
modifierVerbe
modifierPrésent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | behaal | behaalde |
jij | behaalt | |
hij, zij, het | behaalt | |
wij | behalen | behaalden |
jullie | behalen | |
zij | behalen | |
u | behaalt | behaalde |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | behalend | behaald |
behalen \Prononciation ?\ transitif
- Obtenir.
Gedurende de tweede Punische oorlog behaalden de Romeinen een schitterende overwinning op Hasdrubal, bij de Metarus in Umbrië (207 v. Kr.).
— (K. Vangenechten, Het Antieke Rome, De Nederlandsche Boekhandel, 1955, page 85. → lire en ligne)- Succes, zege behalen.
- Remporter du succès, remporter la victoire.
- Winsten behalen.
- Réaliser des bénéfices.
- De meerderheid behalen.
- Recueillir la majorité.
- Voordelen behalen.
- Retirer des avantages.
Synonymes
modifierPrononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « behalen [Prononciation ?] »